De minimale vlieghoogte voor een vliegtuig hangt af van verschillende factoren, waaronder het type vliegtuig, de locatie, de luchtvaartregels en de omstandigheden tijdens de vlucht. Over het algemeen gelden de volgende richtlijnen:
In sommige gevallen kunnen vliegtuigen lager vliegen, bijvoorbeeld tijdens het opstijgen en landen, of bij het uitvoeren van bepaalde manoeuvres, maar dit moet altijd binnen de wettelijke limieten en veiligheidsvoorschriften gebeuren.
De minimale vlieghoogte is dus afhankelijk van de locatie en de regelgeving, maar ligt meestal tussen 150 en 300 meter boven de grond of water, tenzij anders aangegeven door luchtvaartautoriteiten.